
Javaanse boeren moesten voor de Europese markt op één-vijfde van hun rijstvelden koffie, suiker en indigo verbouwen. Bovendien betaalden zij landrente, en verrichtten zij Heerendiensten. Door de te zware verplichtingen ontstonden armoede en hongersnood. Tussen 1845-1850 stierven honderdduizenden Javanen.